Beëindiging erfdienstbaarheid vanwege waterstaatswerk

Vergoeding op grond van Onteigeningswet of Burgerlijk Wetboek?

Een zaak met een heel lange voorgeschiedenis, waarin Hoogstate in opdracht van waterschap in 2014 en 2016 taxaties uitbracht. De oude erfdienstbaarheid van weg werd doorsneden door een nieuwe watergang en er kwam een nieuwe erfdienstbaarheid via een ander, wat langer, tracé. De eigenaar van destijds heeft in de loop van de tijd zijn (bedrijfs)woning verkocht. De vraag is of de schade getaxeerd dient te worden via het Onteigeningsrecht (stelling van de rechthebbende op de erfdienstbaarheid) of op artikel 5:81 BW.

Het hof zal uitgaan van de toepasselijkheid van artikel 5:81 lid 1 BW. Dat artikel geeft de rechter een ruime discretionaire bevoegdheid. Onder de daarin vermelde voorwaarden is de mogelijkheid van een schadevergoeding begrepen. De rechter zal bij de begroting van de hoogte daarvan alle omstandigheden in aanmerking hebben te nemen en de vergoeding naar redelijkheid en billijkheid moeten bepalen. Om die reden is het debat over de al dan niet overeenkomstige toepassing van de Onteigeningswet niet relevant.

Het hof neemt bij de begroting van de schade aan dat het feit dat [appellant] de eigendom van zijn percelen aan [belanghebbenden] heeft overgedragen geen rol speelt.

Het hof oordeelt als volgt. De wijziging van de erfdienstbaarheid levert enig nadeel op voor het heersende erf omdat de rechtstreekse verbinding met de [straatnaam] vervalt. Voorts zijn er kosten voor herinrichting en aanpassing van het erf en een stuk tuin. Het hof acht het aannemelijk dat – zoals in de kern ook volgt uit het door het [geïntimeerden/waterschap] overgelegde rapport – enige waardedaling van het onroerend goed een rechtstreeks gevolg is van de wijziging van de erfdienstbaarheid. [appellant] heeft ook in hoger beroep de door hem gestelde schade niet dan wel in volstrekt onvoldoende mate onderbouwd. De gestelde waardedaling en de kosten van herinrichting zoals door zijn deskundige getaxeerd zijn naar het oordeel van het hof disproportioneel hoog en staan niet in een redelijke verhouding met de wijziging van de erfdienstbaarheid. Het hof gaat uit van de juistheid van de door de rechtbank vastgestelde kosten en voegt daaraan op grond van de billijkheid ook een waardevermindering van € 11.000,– (exclusief omrijschade) toe. Daarbij is aansluiting gezocht bij het door (de deskundige van) [geïntimeerden] geschatte bedrag. Het door [geïntimeerden] genoemde bedrag van overige kosten ter grootte van € 200,– acht het hof aan de lage kant. Om voorgaande redenen wordt de totale schadevergoeding naar billijkheid en schattenderwijs bepaald op € 28.000,–. Het hof acht zich niet gebonden aan de voorwaarden die [geïntimeerden] aan hun aanbod hebben verbonden. Er is ook geen reden om aan te nemen dat de waardedaling past binnen de grenzen van een voor [appellant] normaal maatschappelijk risico. De overige verweren van [geïntimeerden] behoeven geen behandeling omdat het hof, met de rechtbank, gebruik maakt van de aan de rechter gegeven bevoegdheid tot het stellen van een voorwaarde als bedoeld in artikel 5:81 lid 1 BW. Het hof acht deze schadevergoeding een redelijke en passende voorwaarde.

Deskundigenkosten

Het hof ziet geen reden voor vergoeding van de kosten van deskundigen omdat de vordering van [appellant] slechts in geringe mate kan worden toegewezen. Deze kosten zijn bovendien excessief en grotendeels nodeloos gemaakt. Omdat beide partijen deels in het ongelijk worden gesteld en omdat beide partijen een groot aantal stellingen hebben aangevoerd waarvan het nut in dit hoger beroep niet is gebleken, worden de proceskosten in beide instanties tussen hen gecompenseerd als in de beslissing vermeld.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28-01/25 inzake waterschap Vechtstromen (ECLI:NL:GHSHE:2025:203)

Noot: het Hof maakt korte metten met de (naar de woorden van Het Hof) disproportionele schadeclaim van de rechthebbende heersend erf erfdienstbaarheid van weg.

Art. 5:81 BW:

De rechter kan een vordering ”opheffen erfdienstbaarheid” toewijzen onder door hem te stellen voorwaarden.