Gedoogbeschikking jegens Twickel niet onredelijk bezwarend

Het gaat in deze zaak om de vraag of gedoogbeschikking die door de minister is opgelegd moet worden vernietigd. Meer concreet gaat het om de vraag of de tijdelijke gedoogplicht en permanente gedoogplicht die in de gedoogbeschikking aan de Stichting zijn opgelegd méér belemmering in het gebruik van de aan de Stichting toebehorende grond brengen dan redelijkerwijs nodig is voor de aanleg en de instandhouding van het werk. Het hof is van oordeel dat dat niet zo is. Om die reden zal het hof het verzoek van de Stichting afwijzen.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27-05/25 inzake Twickel/I en W (ECLI:NL:GHARL:2025:3201)

Noot: Het hof heeft bij beschikking van 9 april 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:2393) een eerdere gedoogbeschikking vernietigd, omdat in die gedoogbeschikking geen uitzondering was opgenomen voor activiteiten, werken en/of werkzaamheden die niet dieper dan 80 cm beneden maaiveld worden uitgevoerd, terwijl in de bestemmingsplannen die uitzondering wél was opgenomen. Om die reden bracht de gedoogbeschikking in het gebruik van de zaak meer belemmering dan redelijkerwijs nodig was voor de aanleg en instandhouding van het werk.

Noot 2: Het hof stelt voorop dat het toetsingskader in deze procedure op grond van artikel 4 lid 1 BP beperkt is. De toetsing van een gedoogbeschikking door het gerechtshof is op grond van artikel 4 lid 1 BP beperkt tot de vragen:

  • of de belangen van de rechthebbende geen onteigening van de percelen grond van de Stichting vorderen en
  • of in het gebruik van de percelen grond van de Stichting niet meer belemmering wordt gebracht dan redelijkerwijs voor de aanleg en instandhouding van het werk nodig is.

Het bezwaar over de rechtmatigheid van het besluit valt buiten het toetsingskader

Noot 3: zie min of meer parallelle zaak tussen dezelfde partijen: Het gaat in deze zaak om de vraag of gedoogbeschikking die door de minister is opgelegd moet worden vernietigd. Meer concreet gaat het om de vraag of de permanente gedoogplicht die in de gedoogbeschikking aan de Stichting is opgelegd méér belemmering in het gebruik van de aan de Stichting toebehorende grond brengt dan redelijkerwijs nodig is voor de instandhouding van het werk. Het hof komt tot het oordeel dat de inhoud van de gedoogbeschikking – afgezet tegen dat wat partijen daarover hebben verklaard – voor tweeërlei uitleg vatbaar is. De formulering in de gedoogbeschikking is zodanig dat hierin is te lezen dat dat de gebruiksbeperkingen zelfstandig in de beschikking aan de Stichting worden opgelegd. Dat staat echter op gespannen voet met de uitleg die de minister aan de gedoogbeschikking geeft, namelijk dat deze gebruiksbeperkingen, die al uit de bestemmingsplannen volgen, uitsluitend informatief in de beschikking zijn opgenomen. De gedoogbeschikking dient echter duidelijkheid te scheppen over de verplichtingen die uit de gedoogbeschikking voortvloeien. Om die reden zal het hof de gedoogbeschikking vernietigen voor zover deze betrekking heeft op de permanente belemmeringen.

Gerechtshof 13-05/25 (ECLI:NL:GHARL:2025:2934). Voor een vergelijkbare zaak zie (ECLI:NL:GHARL:2025:2933)