- [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat van de beplanting op de strook bufferwerking uitgaat, waardoor er geen relevante zichtrelatie is tussen de woning en het plangebied. De rechtbank heeft enerzijds waarde toegekend aan het voorschrift dat bestaande bosschages, houtwallen en singles niet verwijderd mogen worden, terwijl zij anderzijds heeft verwezen naar het advies van de SAOZ, waarin staat dat het bos op de strook kan worden gebruikt voor houtproductie. [appellant] wijst op een overgelegde foto van een bord van Staatsbosbeheer. Op dat bord staat dat het bos regelmatig wordt gedund en verjongd, zodat een bos met verschillende leeftijden ontstaat, waar toekomstige generaties weer kwaliteitshout uit kunnen oogsten. Volgens [appellant] is dit bord recent bij de strook geplaatst. De bomen zullen dus worden verwijderd. Verder heeft de rechtbank de uitspraak van de Afdeling van 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1425, onjuist uitgelegd. Uit die uitspraak volgt dat van beplanting slechts bufferwerking uitgaat als vaststaat dat die beplanting groenblijvend is. Tot slot heeft de SAOZ haar standpunt over de zichtrelatie gebaseerd op een eenmalig bezoek in het najaar, waardoor zij geen representatief beeld had van de situatie gedurende het gehele jaar, aldus [appellant].
11.1. De Afdeling volgt het oordeel van de rechtbank dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat van de strook bufferwerking uitgaat. Vaststaat dat de strook is bestemd als ‘Bos’ en dat de met die bestemming aangewezen gronden ingevolge artikel 13.1.1 van de beheersverordening onder andere zijn bestemd voor instandhouding en ontwikkeling van aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden, voor behoud en ontwikkeling van ecologische waarden en voor bosexploitatie. Het regelmatig dunnen en verjongen van het bos valt onder de normale onderhoudswerkzaamheden in de zin van artikel 13.5.2, aanhef en onder a, van de beheersverordening, waarmee Staatsbosbeheer invulling geeft aan zijn wettelijke taak om de aan hem toevertrouwde terreinen te beheren en duurzaam tot maatschappelijk nut te brengen. Hoewel uit de voorschriften van de beheersverordening niet valt af te leiden dat, zoals in het advies van de SAOZ is vermeld, de strook voor houtproductie kan worden gebruikt, brengt dat niet met zich dat de conclusie van de SAOZ over het zicht op het plangebied niet juist is. De SAOZ is er, gelet op het voorgaande, immers terecht van uitgegaan dat van de strook bufferwerking uitgaat.
11.2. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat aan de uitspraak van 18 mei 2022 niet de betekenis toekomt die [appellant] daaraan geeft. Uit die uitspraak volgt dat groenblijvende beplanting op het perceel van degene die om een tegemoetkoming in planschade heeft verzocht mag worden meegewogen als schadebeperkende factor. De Afdeling volgt [appellant] niet in zijn betoog dat dit betekent dat het niet uitmaakt op wiens grond de beplanting zich bevindt en dat een gebied met niet-groenblijvende beplanting geen bufferzone kan zijn. Dat is niet wat in de uitspraak van 18 mei 2022 staat.
ABRS 07-05/25 inzake Steenwijkerland (ECLI:NL:RVS:2025:2083)
Noot: maar in de bufferzonde ‘bos” is recreatief medegebruik mogelijk en dat gebruik kan schade veroorzaken.
ABRS 18-05/22 inzake Peel en Maas (ECLI:NL:RVS:2022:1425). Groenblijvende beplanting op perceel aanvrager kan relevant zijn onder verwijzing naar uitspraak ABRS van 30 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6013. Het zou goed zijn geweest als de Afdeling zijn oordeel over de toepasselijkheid van die uitspraak had toegelicht.