Over het algemeen komen huurders bij de beëindiging van huur niet in aanmerking voor een volledige schadeloosstelling ten gevolge van die beëindiging. Dat is anders in het geval sprake is van een artikel 7:309 BW situatie. Dit wetsartikel bestaat om de ongelijkheid op te heffen tussen gevallen waarin daadwerkelijk onteigening plaatsvindt (en de aanspraken van huurders op grond daarvan aan bod komen), en gevallen waarin voor onteigening in aanmerking komend onroerend goed zonder onteigeningsprocedure wordt verkregen.
Er hoeft geen daadwerkelijke onteigening in het spel te zijn of te dreigen om de regel die nu in artikel 7:309 BW staat toepasselijk te laten zijn. Artikel 7:309 BW is alléén bedoeld voor gevallen die sterke verwantschap vertonen met die waarin onteigening in aanmerking zou komen. Als dus sprake is van andere gevallen, waarin de beweegredenen die de verhuurder voor beëindiging van de huur heeft, onvoldoende overeenkomst vertonen met de situatie waarin ook onteigening zou kunnen plaatsvinden, komen huurders niet voor schadeloosstelling in de zin artikel 7:309 BW in aanmerking.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18-01/22 (ECLI:NL:GHSHE:2022:112)