Basis: Door de inwerkingtreding van het Rijksinpassingsplan Waterberging Volkerak-Zoommeer (hierna: het Rijksinpassingsplan) op 20 september 2013. Dat plan maakt het mogelijk om het Volkerak-Zoommeer te gebruiken als noodwaterberging. Bij daadwerkelijke inzet voor noodwaterberging zal ook het waterpeil in de jachthaven stijgen. Omdat vaste steigers daardoor onder water zouden komen te staan, heeft [appellante] bij de uitbreiding van de jachthaven drijvende steigers aangelegd. [appellante] wil de meerkosten hiervan, die zij schat op € 82.249,00, vergoed zien door de minister.
ABRS: De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat in dit geval geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat de voor het leerstuk van risicoaanvaarding relevante investeringsbeslissing in 1979, bij de aankoop van de gronden, is genomen. Op dat moment was het planologisch gezien niet mogelijk om op de gronden een jachthaven te exploiteren en was de in 8.1 bedoelde ongunstige verandering van de planologische situatie daarom niet aan de orde. Eerst vanaf het moment van inwerkingtreding van een planologisch regime dat deze exploitatie op de gronden mogelijk maakt, is de voorzienbaarheid van de voor deze exploitatie negatieve ontwikkeling van belang.
De uitbreiding van de jachthaven en de exploitatie van dit deel is planologisch mogelijk gemaakt door het bestemmingsplan [appellante] van 29 januari 2015. Eerst na de inwerkingtreding van dat bestemmingsplan, en dus evenzeer na de peildatum voor de voorzienbaarheid (1 juni 2005), kan [appellante] worden geacht de voor risicoaanvaarding relevante investeringsbeslissing te hebben genomen. [appellante] kon toen rekening houden met de nadelige gevolgen van het Rijksinpassingsplan en moet worden geacht deze toen te hebben aanvaard. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, heeft de minister haar dan ook terecht risicoaanvaarding tegengeworpen.
ABRS 18-09/19 inzake Minister I&W / waterberging Volkerak-Zoommeer (ECLI:NL:RVS:2019:3190)
Noot: een duidelijke aanwijzing voor het moment waarnaar de voorzienbaarheid beoordeeld moet worden.
Verder interessant de overwegingen van de NC-commissie dat achteraf meevallende omstandigheden niet aan appellant tegengeworpen kunnen worden.