Didam-arrest, verkoop landbouwgrond

Een koopgegadigde vordert in kort Geding dat het de provincie verboden wordt de kavel landbouwgrond te leveren aan de gegadigde waarmee de provincie overeenstemming bereikt heeft; daarbij gaat het om ruilgrond om grond met natuurdoelen vrij te krijgen.

De provincie heeft genoegzaam gemotiveerd dat zij op grond van “objectieve, toetsbare en redelijke criteria” redelijkerwijs mocht aannemen dat er in de persoon van [E] slechts één serieuze gegadigde is die in aanmerking komt voor aankoop van het perceel.

Slotsom is dan dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de provincie op grond van Didam-arrest gehouden is om een selectieprocedure te houden voor de verkoop de kavel.

Maar zelfs al zou moeten worden geoordeeld dat de provincie daartoe wel zou zijn gehouden, dan geldt dat ook een belangenafweging aan toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg staat.

Het belang van [eiser] bij het houden van een selectieprocedure weegt niet op tegen het belang dat is gemoeid met het kunnen realiseren van de gestelde natuurdoelen. Zoals gezegd is de verkoop van het perceel aan [E] het sluitstuk van een jarenlang proces van onderhandelingen met de betrokken agrariërs in het gebied. Het houden van een selectieprocedure zou betekenen dat opnieuw moet worden onderhandeld hetgeen tot ongewenste vertraging en besteding van gemeenschapsgeld zal leiden.

De provincie heeft bovendien verklaard dat zij enkel bereid is om perceel [kadastrale aanduiding 2] te verkopen in het kader van het behalen van de natuurdoelen. Anders wil zij het perceel liever in portefeuille houden. Verkoop aan [eiser] is om die reden voor de provincie op dit moment sowieso niet aan de orde. Dat betekent dat de vordering van [eiser] er hoe dan ook niet toe zal leiden dat [eiser] het perceel zal kunnen verwerven. Het staat de provincie immers vrij om er voor te kiezen het perceel niet te verkopen.

Voor zover [eiser] stelt dat zij belang heeft bij toewijzing van haar vordering omdat het perceel dan mogelijk beschikbaar blijft voor een eventuele aankoop door [eiser] in de toekomst, geldt dat sprake is van een dermate onzekere, toekomstige gebeurtenis dat daaraan in het kader van een belangenafweging onvoldoende gewicht toekomt.

Rechtbank Oost-Brabant, 07-10/25 inzake prov. Noord-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2025:6691)

Noot: let wel, het gaat om een Kort Geding procedure. Daarbij twee overwegingen: er is slechts één serieuze koopgegadigde en bovendien valt belangenafweging uit in nadeel van eiser (lees: degene die de verkoop door provincie aan partij E wil tegenhouden).